KASCONTROLE EN TUCHTRECHT

Kas en Tucht 2015
Word – 50,3 KB 994 downloads

1. Status

1.1  Dit reglement is ondergeschikt aan de statuten.

2. Kascontrolecommissie

2.1  De leden van de kascontrolecommissie zijn leden van de Tuinvereniging Oostvliet.
2.2  De kascontrolecommissie bestaat uit drie leden, twee actieve leden en een reserve lid.
2.3  De leden worden gekozen voor een periode van drie jaar. Elk jaar treedt één lid af en wordt een nieuw lid gekozen op de algemene vergadering. Na een boekjaar geen kascontrolecommissielid te zijn geweest, kan dit lid opnieuw gekozen worden in de kascontrolecommissie.
2.4  De kascontrolecommissie dient minimaal één maal per jaar de boeken te controleren van de penningmeester van de Tuinvereniging Oostvliet.
2.5  De controle vindt minimaal één maal per jaar plaats op een nader te bepalen plaats en datum waar de te controleren bescheiden aanwezig zijn.
2.6  Het bestuur van de Tuinvereniging Oostvliet is verplicht de kascontrole-commissie voor haar onderzoek alle door haar gewenste inlichtingen te verschaffen, hen desgewenst de kas en de waarden te tonen en inzage van de boeken en bescheiden van de Tuinvereniging Oostvliet te geven.
2.7  Vergt de controle naar het oordeel van de kascontrolecommissie bijzondere boekhoudkundige kennis dan kan zij zich, na overleg met het bestuur van de Tuinvereniging Oostvliet, op kosten van de vereniging door een externe deskundige laten bijstaan.
2.8  De kascontrolecommissie doet verslag van de controle van alle financiële bescheiden van de Tuinvereniging Oostvliet op de jaarlijkse algemene vergadering in het voorjaar.
2.9  De kascontrolecommissie kan gevraagd en ongevraagd aanbevelingen doen aan het bestuur en de algemene vergadering betreffende de boekhouding. Het bestuur kan ten allen tijden een beroep doen op de kascontrolecommissie voor advies betreffende de financiële aangelegenheden en/of -beleid.
2.10  Wanneer in het algemeen de aanbevelingen en/of andere ideeën van de kascontrolecommissie niet passen in het beleid van de Tuinvereniging Oostvliet is het bestuur van de Tuinvereniging Oostvliet niet verplicht deze uit te voeren. Het bestuur doet hiervan verslag aan de algemene vergadering.

3. Tuchtcommissie

Artikel 2. Tuchtrecht

3.1  Tuchtrechtspraak van de Tuinvereniging Oostvliet geschiedt met in achtneming van dit reglement.
3.2  Dit reglement wordt vastgesteld door de algemene vergadering.
3.3  Waar in dit reglement wordt gesproken van 'betrokkene' wordt het tuinlid bedoeld tegen wie aangifte is gedaan of die beroep heeft ingesteld tegen een uitspraak van de tuchtcommissie. De betrokkene kan een natuurlijk persoon of de Tuinvereniging Oostvliet zijn.
3.4  Alle leden zijn aan de tuchtrechtspraak van de Tuinvereniging Oostvliet onderworpen.
3.5  De leden, waaronder de betrokkene, zijn verplicht op eerste verzoek alle, door de tuchtcommissie voor de beoordeling of behandeling van een zaak benodigde medewerking te verlenen en informatie te verstrekken.
3.6  Alleen de tuchtcommissie en de commissie van beroep van de LBAT zijn bevoegd aan de leden straffen op te leggen.
3.7  Voor een tijdige ontvangst van de in dit reglement bedoelde stukken is beslissend de datum in het poststempel op de envelop, of wanneer het stuk wordt overhandigd de datum van overhandiging, welke moet blijken uit een verstrekt ontvangstbewijs.


Artikel 3. Tuchtrechtspraak en de Tuinvereniging

3.8  De tuchtrechtspraak bij de Tuinvereniging Oostvliet geschiedt door de tuchtcommissie van deze tuinvereniging.
3.9  Tegen een uitspraak van de tuchtcommissie kan beroep worden ingesteld bij de commissie van beroep van de LBAT.
3.10  Als beroep wordt ingesteld is dit tuchtrechtreglement op het lid van de Tuinvereniging Oostvliet van toepassing.
3.11  Overtredingen begaan bij de Tuinvereniging Oostvliet worden in beroep beoordeeld naar de statuten, reglementen en besluiten van de Tuinvereniging Oostvliet.
3.12  Een straf die naar, aanleiding van de op de Tuinvereniging Oostvliet begane overtreding wordt opgelegd wordt ten uitvoer gelegd bij de Tuinvereniging Oostvliet onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de Tuinvereniging Oostvliet.


Artikel 4. Verkiezing en samenstelling tuchtcommissie van de Tuinvereniging Oostvliet en tevens van commissie van beroep van de LBAT

3.13  De tuchtcommissie van de Tuinvereniging Oostvliet bestaat uit een voorzitter, een secretaris en een lid, alsmede een reserve lid.
3.14  De commissie van beroep van de LBAT bestaat, bij de behandeling van overtredingen in LBAT-verband begaan, uit een voorzitter en twee leden, alsmede een reserve lid. Eén van de leden van de commissie van beroep treedt als secretaris op, maar heeft geen stemrecht. De twee leden van de Tuinvereniging Oostvliet moeten door de algemene vergadering worden benoemd.
3.15  De commissie van beroep van de LBAT bestaat bij de behandeling van overtredingen bij de Tuinvereniging Oostvliet begaan uit de onder 3.14 bedoelde voorzitter, twee door de Tuinvereniging Oostvliet benoemde leden alsmede een door de Tuinvereniging Oostvliet benoemd reserve lid.
3.16  De tuchtcommissie van de Tuinvereniging Oostvliet en de commissie van beroep van de LBAT behandelen een zaak telkens met drie personen zijnde de voorzitter, de secretaris en een lid. Bij afwezigheid van een lid van genoemde commissies wordt deze vervangen door het plaatsvervangend lid.
3.17  De leden, worden kandidaat gesteld door het bestuur van de Tuinvereniging Oostvliet of door tenminste vier tuinleden en benoemd volgens de procedure van artikel 9 lid 5 van de statuten .
3.18  Een kandidaat dient meerderjarig te zijn.
3.19  Een kandidaat dient tegenover het bestuur van de Tuinvereniging Oostvliet schriftelijk te verklaren dat hij een benoeming zal aanvaarden.
3.20  De voorzitter van de tuchtcommissie wordt door de ALV in functie benoemt.
3.21  Leden treden niet af als op die datum de leden bij de behandeling van een zaak zijn betrokken in welk geval zij aftreden op de datum waarop in die zaak uitspraak wordt gedaan en geen beroep wordt aangetekend.
3.22  Een lidmaatschap van tuchtcommissie is niet verenigbaar met een bestuursfunctie of het zijn van bondsafgevaardigde. Het lidmaatschap van de commissie van beroep van de LBAT is evenmin verenigbaar met een bestuursfunctie van de Tuinvereniging Oostvliet.
3.23  Een lid van de tuchtcommissie kan niet tegelijk zitting hebben in de commissie van beroep van de LBAT, noch na zijn aftreden als lid van de tuchtcommissie aansluitend als lid van de commissie van beroep van de LBAT betrokken zijn bij de behandeling van een zaak, waarover hij/zij als lid van de tuchtcommissie heeft geoordeeld.


Artikel 5. Taken en bevoegdheden

3.24  De tuchtcommissie behandelt conflicten tussen en overtredingen van de leden en het bestuur van de Tuinvereniging Oostvliet.
3.25  De commissie van beroep van de LBAT behandelt het beroep dat de betrokkene tegen een uitspraak van de tuchtcommissie van de Tuinvereniging Oostvliet heeft ingesteld, alsmede het beroep tegen de niet-toelating tot het lidmaatschap van de Tuinvereniging Oostvliet.
3.26  De tuchtcommissie kan ieder lid, orgaan of commissie van de Tuinvereniging Oostvliet verzoeken door de tuchtcommissie gestelde vragen schriftelijk of ter zitting mondeling te beantwoorden.
3.27  De leden van de tuchtcommissie mogen niet aan de behandeling van een zaak deelnemen als zij persoonlijk bij die zaak betrokken zijn. Dit geldt tevens voor de leden van de commissie van beroep van de LBAT.


Artikel 6. Overtredingen

3.28  Een overtreding in de zin van dit reglement is elk handelen of nalaten:
a)  waardoor een bepaling in de Statuten, huishoudelijk reglement of andere reglementen van de Tuinvereniging Oostvliet niet wordt nagekomen, dit reglement hieronder inbegrepen.
b)  dat in strijd is met een besluit van het bestuur of van de algemene vergadering van de Tuinvereniging Oostvliet, uitvoeringsbesluiten van het bestuur van de Tuinvereniging Oostvliet hieronder inbegrepen.
c)  waardoor de belangen van de Tuinvereniging Oostvliet worden geschaad;
d)  waarbij een lid zich jegens een ander lid, een orgaan of commissie niet gedraagt naar hetgeen door de redelijkheid en billijkheid wordt verlangd.

3.29  Onder een overtreding wordt bovendien verstaan het niet, niet tijdig of niet naar behoren nakomen van verplichtingen alsmede het gelegenheid bieden of aansporen tot het vergemakkelijken van, of het behulpzaam zijn bij het begaan van een overtreding of misdrijf.
3.30  Van een overtreding van een lid is ook sprake, als niet het lid maar een van zijn/haar gezinsleden of gasten een overtreding begaat en die overtreding aan het lid kan worden toegerekend omdat hij/zij nalatig is gebleven die overtreding te voorkomen.
3.31  Een overtreding is strafbaar als er sprake is van opzet, schuld, nalatigheid of onzorgvuldigheid van de betrokkene.
3.32  Het bewijs van een overtreding is geleverd als de tuchtcommissie op grond van feiten en omstandigheden de overtuiging heeft dat de betrokkene de overtreding heeft begaan. De tuchtcommissie kan het bewijs mede gronden op stukken, verklaringen, foto’s, beeldmateriaal, met dien verstande dat het bewijs niet kan worden gegrond op één enkel stuk, één enkele verklaring of alleen op beeldmateriaal.
3.33  Overtredingen kunnen door tuchtcommissie van de Tuinvereniging Oostvliet ook worden bestraft, indien dezelfde gedraging ter beoordeling aan de strafrechter of aan de burgerlijke rechter is of kan worden voorgelegd.

 

    Artikel 7. De aangifte

      3.34  Het bestuur of een lid van de Tuinvereniging Oostvliet kan bij de tuchtcommissie schriftelijk aangifte doen van een overtreding en daarmede een zaak aanhangig maken.

        3.35  Een aangifte bevat:
        a)  naam, voorletters, adres en indien van toepassing het tuinnummer van degene die de aangifte doet, behalve wanneer de aangifte afkomstig is van het bestuur van de Tuinvereniging Oostvliet;
        b)  een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van de overtreding' alsmede de naam, voornamen of voorletters en het tuinnummer van het lid dat de overtreding zou hebben begaan en zo mogelijk diens adres;
        c)  een aanduiding welke bepaling in de statuten of reglementen of welk besluit zou zijn overtreden;
        d)  een zo volledig mogelijke omschrijving van tijd en plaats van de overtreding en de omstandigheden waaronder deze zou zijn begaan;
        e)  zo mogelijk de namen, voorletters en adressen van getuigen, die de overtreding uit eigen waarneming kunnen verklaren
        3.36  De Tuinvereniging Oostvliet kan, voor het doen van aangifte, een aangifteformulier voorschrijven.
        3.37  De aangifte vormt de grondslag voor de behandeling van een zaak.
        3.38  De tuchtcommissie neemt een zaak niet in behandeling als:
        a)  de aangifte niet volledig is of niet voldaan- is aan het verzoek van de tuchtcommissie om binnen de gestelde termijn de ontbrekende gegevens te verstrekken;
        b)  de aangifte anoniem is gedaan.
        c)  Het feit waarvan aangifte wordt gedaan meer dan twee jaar voor de datum van aangifte heeft plaatsgevonden, tenzij de aanvrager naar het oordeel van de tuchtcommissie voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet eerder aangifte kon doen en de aangifte zo spoedig mogelijk nadien heeft gedaan.
        3.39  Het doen van een valse aangifte levert een overtreding van dit reglement op.
         

          Artikel 8. De betrokkene

            3.40  De tuchtcommissie zendt de aangifte binnen tien dagen aan de betrokkene.

              3.41  De betrokkene kan binnen tien dagen na ontvangst van de aangifte tegen de aangifte schriftelijk verweer voeren. Op verzoek van de betrokkene kan de tuchtcommissie deze termijn verlengen tot ten hoogste één maand. Beide termijnen worden gerekend vanaf de datum van toezending van de aangifte aan de betrokkene.

                3.42  De betrokkene kan zich door een raadsman doen bijstaan. Is de raadsman niet een advocaat, dan overlegt hij bij het schriftelijk verweer een volmacht van de betrokkene. Tijdens een mondelinge behandeling kan de raadsman mondeling door de aanwezige betrokkene worden gemachtigd. Voor een raadsman gelden dezelfde rechten en verplichtingen als voor de betrokkene.

                  3.43  Op verzoek van de betrokkene kan de tuchtcommissie de correspondentie in de zaak aan de raadsman toezenden.

                   

                    Artikel 9. Mondelinge behandeling

                      3.44  Betrokkene kan om een mondelinge behandeling verzoeken. Verzoekt hij/zij daarom niet, dan kan de tuchtcommissie een mondelinge behandeling gelasten als zij deze gewenst acht. Wanneer geen mondelinge behandeling is vastgesteld, wordt de zaak schriftelijk afgedaan.

                        3.45  De tuchtcommissie is verplicht een mondelinge behandeling te houden, als zij een voorlopige straf oplegt.

                          3.46  Ingeval van een mondelinge behandeling bepaalt de tuchtcommissie de datum, uur en plaats van behandeling. De secretaris roept de betrokkene ten minste tien dagen vóór de dag van behandeling bij aangetekende brief op.

                            3.47  De secretaris roept ook andere personen, waarvan de tuchtcommissie de verschijning gewenst acht, bij brief op.

                              3.48  De mondelinge behandeling vindt niet in het openbaar plaats. De tuchtcommissie kan anders beslissen wanneer naar haar oordeel het belang van de Tuinvereniging Oostvliet daartoe noodzaakt. De betrokkene kan niet om een openbare behandeling verzoeken.

                               

                              Artikel 10. Zitting

                                3.49  De tuchtcommissie bepaalt wie tot een zitting toegang heeft.

                                  3.50  Als betrokkene niet ter zitting is verschenen gaat de tuchtcommissie na of hij tijdig en bij aangetekende brief is opgeroepen. Heeft geen behoorlijke oproeping plaatsgevonden of meent de tuchtcommissie om een andere reden dat uitstel van de behandeling gewenst is, dan stelt zij de behandeling tot een nader te bepalen datum uit. De betrokkene wordt hiervan door de secretaris schriftelijk in kennis gesteld.

                                    3.51  Als een getuige of deskundige niet ter zitting is verschenen, kan de tuchtcommissie besluiten de zitting uit te stellen dan wel de zaak voor zover mogelijk te behandelen en dat deel van de zaak met betrekking van de niet verschenen getuige of deskundige op een andere datum voort te zetten.

                                      3.52  De betrokkene en diens raadsman mogen de gehele zitting bijwonen.

                                        3.53  De tuchtcommissie kan een ieder, wiens gedrag daartoe aanleiding geeft, het verder bijwonen van de zitting ontzeggen.

                                          3.54  De tuchtcommissie stelt de betrokkene en andere te horen personen zo nodig vragen. De betrokkene kan verzoeken aanvullende vragen te mogen stellen. Aan dit verzoek wordt voldaan, tenzij de vragen naar het oordeel van de voorzitter van de tuchtcommissie niet ter zake dienende zijn.

                                            3.55  De secretaris maakt van een mondelinge behandeling notulen die door de voorzitter en secretaris van de tuchtcommissie worden ondertekend.

                                              3.56  Bij de beraadslaging van de tuchtcommissie is de betrokkene niet aanwezig.


                                               Artikel 11. Getuigen en deskundigen

                                              3.57  De tuchtcommissie is bevoegd voor een zitting getuigen en deskundigen op te roepen en doet hiervan uiterlijk drie dagen voor de zitting schriftelijk mededeling aan de betrokkene onder opgave van hun namen en adressen. Van de deskundigen wordt bovendien opgave gedaan van hun deskundigheid.
                                              3.58  De betrokkene kan zelf voor een zitting ten hoogste drie getuigen of deskundigen oproepen en doet hiervan uiterlijk drie dagen voor de zitting schriftelijk mededeling aan de secretaris van de tuchtcommissie onder opgave van hun namen en adressen. Van de deskundigen wordt bovendien opgave gedaan van hun deskundigheid. Alleen met voorafgaande toestemming van de tuchtcommissie kan de betrokkene meer dan drie getuigen of deskundigen oproepen.
                                              3.59  Leden die als getuige of deskundige worden opgeroepen zijn verplicht te verschijnen. Ook niet leden kunnen als getuige of deskundige worden opgeroepen.
                                              3.60  Getuigen en deskundigen kunnen alleen ter zitting worden gehoord. Als een getuige of deskundige ter zitting redelijkerwijs niet aanwezig kan zijn, kan hij/zij met toestemming van de voorzitter een door hem ondertekende schriftelijke verklaring overleggen welke aan de betrokkene ter inzage wordt gegeven.
                                              3.61  Getuigen en deskundigen zijn verplicht naar waarheid te verklaren. De tuchtcommissie kan hen verzoeken een zakelijke samenvatting van hun verklaring te ondertekenen.
                                              3.62  Het niet naar waarheid verklaren levert een overtreding op.


                                              Artikel 12. Op te leggen straffen

                                              3.63  AIs straf kan worden opgelegd:
                                              a)  een berisping;
                                              b)  een geldboete tot een maximum van € 2500,-- en/of in geval dat financiële schade is ontstaan een vergoeding van maximaal het bedrag ter grootte van het bedrag van de schade te betalen aan degene die de schade heeft geleden;
                                              c)  een veroordeling tot het binnen een genoemde termijn terugbrengen van tuin, tuinhuis of bouwwerk in een staat die in overeenstemming is met de bepalingen in statuut, huishoudelijk reglement of andere reglementen van de Tuinvereniging Oostvliet;
                                              d)  de uitsluiting om deel te nemen aan tuinverenigingsactiviteiten;
                                              e)  de ontzegging van het recht tot het uitoefenen van één of meer functies in de Tuinvereniging Oostvliet;
                                              de schorsing;
                                              f)  het royement (ontzetting) als lid van de Tuinvereniging Oostvliet.

                                              3.64  Als de betrokkene meer overtredingen heeft begaan, kan voor elke overtreding afzonderlijk een straf worden opgelegd. De tuchtcommissie kan alsdan ook volstaan met het opleggen van één straf.
                                              3.65  Een berisping, een schorsing en een royement kunnen niet tezamen met een andere straf worden opgelegd voor een enkele overtreding en kunnen evenmin voorwaardelijk worden opgelegd.
                                              3.66  Andere straffen dan een berisping of een royement kunnen geheel of gedeeltelijk voorwaardelijk worden opgelegd. Het voorwaardelijke gedeelte van een straf wordt aan een termijn van ten hoogste twee jaar gebonden.
                                              3.67  Als de betrokkene binnen de termijn van een voorwaardelijk opgelegde straf weer een overtreding begaat, kan de tuchtcommissie beslissen het voorwaardelijke gedeelte alsnog in een onvoorwaardelijke straf om te zetten en daarnaast een straf op te leggen voor de nieuwe overtreding.
                                              3.68  Maakt een overtreding een ernstige inbreuk op de rechtsorde in de Tuinvereniging Oostvliet dan kan de tuchtcommissie, zodra aangifte is gedaan en voordat verweer is gevoerd of een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden, aan de betrokkene een voorlopige straf opleggen. De termijn van verweer blijft dan van toepassing.

                                               

                                                Artikel 13. Omschrijving straffen

                                                  3.69  Een berisping kan als straf worden opgelegd als de tuchtcommissie meent met een eenvoudige waarschuwing te kunnen volstaan.

                                                    3.70  Een geldboete kan als straf worden opgelegd:
                                                    a)  als de betrokkene door de overtreding geldelijk voordeel heeft behaald;
                                                    b)  de belangen van de Tuinvereniging Oostvliet of van een ander lid heeft geschaad;
                                                    c)  in geval van financiële schade;
                                                    d)  wanneer de tuchtcommissie een geldboete, al dan niet in combinatie met een andere straf passend acht.

                                                    3.71  Een uitsluiting van deelname aan de Tuinverenigingsactiviteiten wordt als straf opgelegd voor een bepaalde duur en/of voor bepaalde activiteiten.
                                                    3.72  De ontzegging van de bevoegdheid om één of meer functies uit te oefenen wordt alleen als straf opgelegd als de overtreding in de uitoefening van een bepaalde functie is begaan. Bedoelde ontzegging kan op die functie, maar ook op door de tuchtcommissie te bepalen andere functies in de Tuinvereniging Oostvliet betrekking hebben De ontzegging geschiedt voor een maximale duur van drie jaar.
                                                    3.73  Een schorsing wordt als straf opgelegd als de overtreding zo ernstig is dat niet met een lichtere straf kan worden volstaan en een royement een te zware straf is. Een schorsing kan worden opgelegd voor de duur van maximaal drie jaar. Gedurende de schorsing kan de betrokkene geen functie en lidmaatschapsrechten uitoefenen noch deelnemen aan Tuinverenigingsactiviteiten. De uit het lidmaatschap voortvloeiende verplichtingen blijven onverkort op hem van toepassing.
                                                    3.74  Het royement wordt als straf opgelegd als de betrokkene in ernstige mate in strijd handelt met de Statuten, reglementen en besluiten van de Tuinvereniging Oostvliet en wel in die mate dat de overtreding een beëindiging van het lidmaatschap rechtvaardigt.
                                                    3.75  Als een straf voor een bepaalde duur geldt of voor bepaalde Tuinverenigingsactiviteiten of functies, wordt daarvan in de uitspraak mededeling gedaan.

                                                     

                                                     Artikel 14. Uitspraak

                                                    3.76  Een uitspraak van de tuchtcommissie komt tot stand door een met gewone meerderheid genomen besluit. De tuchtcommissieleden hebben elk één stem.
                                                    3.77  Als de tuchtcommissie van oordeel is dat de in de aangifte bedoelde overtreding noch enige andere overtreding is begaan spreekt zij de betrokkene vrij.
                                                    3.78  Als de commissie van beroep van de LBAT van oordeel is dat na een beroep de uitspraak van de tuchtcommissie van de Tuinvereniging Oostvliet in stand kan blijven bevestigt zij die uitspraak.
                                                    3.79  Als de commissie van beroep van de LBAT van oordeel is dat na een beroep de uitspraak van de tuchtcommissie van de Tuinvereniging, Oostvliet niet in stand kan blijven wijzigt zij deze uitspraak en bepaalt zij of de betrokkene wordt vrijgesproken dan wel ter zake van welke overtreding welke straf aan de betrokkene wordt opgelegd.
                                                    3.80  Bij het bepalen van de straf en de strafmaat worden zoveel mogelijk in gelijksoortige zaken dezelfde maatstaven aangelegd.
                                                    3.81  In geval van een schriftelijke behandeling doet de tuchtcommissie zo spoedig als mogelijk uitspraak. Heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, dan doet een commissie uiterlijk veertien dagen na de datum uitspraak, tenzij de tuchtcommissie voor beraadslaging meer tijd nodig heeft. In het laatste geval doet de tuchtcommissie uiterlijk één maand na de zittingsdatum uitspraak.
                                                    3.82  Elke uitspraak wordt schriftelijk gedaan en aan de betrokkene bij aangetekende brief toegezonden.
                                                    3.83  De uitspraak van de tuchtcommissie kan in het verenigingsblad worden gepubliceerd als dit in de uitspraak is bepaald.
                                                    3.84  De uitspraak van de tuchtcommissie - als daarvan niet tijdig beroep is ingesteld – en van de commissie van beroep van de LBAT is onherroepelijk en voor de betrokkene en alle leden van de Tuinvereniging Oostvliet bindend.


                                                    Artikel 15. Beroep

                                                    3.85  Met uitzondering van een vrijspraak en van een door de tuchtcommissie opgelegde berisping kan van elke andere uitspraak van de tuchtcommissie beroep worden ingesteld.
                                                    3.86  Alleen de betrokkene zelf of diens raadsman kan een gemotiveerd beroep instellen.
                                                    3.87  Ook het bestuur van de Tuinvereniging Oostvliet kan van elke uitspraak van de tuchtcommissie, waaronder een berisping of vrijspraak, beroep instellen wanneer zij dit in belang van de Tuinvereniging Oostvliet noodzakelijk acht.
                                                    3.88  De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt veertien dagen. Alleen in geval de tuchtcommissie van de Tuinvereniging Oostvliet het royement heeft uitgesproken bedraagt de beroepstermijn één maand.
                                                    3.89  Het beroep dient per aangetekende brief met bericht van ontvangst te worden ingesteld bij de secretaris van de commissie van beroep van de LBAT. De betrokkene kan desgewenst volstaan met het louter instellen van beroep, mits binnen veertien dagen na ontvangst van zijn beroep de commissie van beroep van de LBAT een aanvullend beroepschrift heeft ontvangen, waarin de gronden van zijn beroep zijn vermeld. Het in dit lid bepaalde is ook van toepassing als door het bestuur van de Tuinvereniging Oostvliet beroep wordt ingesteld.
                                                    3.90  Het beroepschrift wordt eerst in behandeling genomen na ontvangst van de administratiekosten van 50 Euro. Dit bedrag dient binnen de (verlengde) beroepstermijn te zijn voldaan door bijschrijving op een door de LBAT gehouden bankrekening. De commissie van beroep van de LBAT kan deze termijn nadien slechts eenmaal verlengen met veertien dagen. Heeft op dat moment geen betaling plaatsgevonden dan wordt het beroep geacht niet te zijn ingediend. Tegen deze beslissing staat geen beroep open.
                                                    3.91  Wanneer de betrokkene door de commissie van beroep van de LBAT wordt vrijgesproken vindt terugbetaling van de administratiekosten plaats.
                                                    3.92  Op de tenuitvoerlegging van een straf tijdens de behandeling van een beroep is het bepaalde in artikel 16 van toepassing.


                                                    Artikel 16. Tenuitvoerlegging

                                                    3.93  Het bestuur van de Tuinvereniging Oostvliet ziet toe op de tenuitvoerlegging van straffen.
                                                    3.94  De betrokkene, andere leden en organen van de Tuinvereniging Oostvliet zijn verplicht hun medewerking aan de tenuitvoerlegging van een straf te verlenen. Het daaraan in gebreke blijven levert een overtreding op.
                                                    3.95  De tenuitvoerlegging van een door de tuchtcommissie opgelegde straf vangt aan op de datum waarop zij de uitspraak doet, tenzij de tuchtcommissie anders bepaalt.
                                                    3.96  Het instellen van beroep schort de tenuitvoerlegging van een straf niet op. Op verzoek van de betrokkene kan de commissie van beroep van de LBAT de tenuitvoerlegging van een straf tijdens de behandeling van beroep opschorten. De commissie van beroep van de LBAT doet hierover schriftelijk uitspraak, welke uitspraak haar niet bindt bij haar eindoordeel. Zij doet van de opschorting schriftelijk melding aan het bestuur en de tuchtcommissie van de Tuinvereniging Oostvliet.
                                                    3.97  Met uitzondering van de berisping en een geldboete kan het bestuur van de Tuinvereniging Oostvliet in bijzondere gevallen nadat ten minste twee derde van een straf is ondergaan, na een schriftelijk verzoek van de betrokkene het restant kwijtschelden. Het bestuur van de Tuinvereniging Oostvliet kan aan het kwijtschelden van bedoeld restant voorwaarden verbinden. Het kwijtschelden en de voorwaarden dienen schriftelijke te worden vastgelegd door het bestuur.
                                                    3.98  Het bestuur van de Tuinvereniging Oostvliet kan de tenuitvoerlegging van een straf opschorten, als ten aanzien van de opgelegde straf nieuwe feiten of omstandigheden blijken die - waren deze tijdens de behandeling van de zaak door de tuchtcommissie of de commissie van beroep van de LBAT bekend geweest - met een grote mate van zekerheid tot een vrijspraak of een lichtere straf zouden hebben geleid. Een dergelijk verzoek tot herziening moet schriftelijk door de betrokkene zijn gedaan met een uitvoerige motivering van die feiten en omstandigheden.
                                                    3.99  Het bestuur van de Tuinvereniging Oostvliet kan het verzoek tot herziening alleen in behandeling nemen, als op dat moment geen mogelijkheid van beroep openstaat.
                                                    3.100  Als het bestuur van de Tuinvereniging Oostvliet het verzoek tot herziening inwilligt en de tenuitvoerlegging opschort, stelt het bestuur van de Tuinvereniging Oostvliet het verzoek aan de tuchtcommissie ter hand, die het verzoek als ware het een aangifte behandelt. De tuchtcommissie behandelt de zaak als nieuw, van welke uitspraak de betrokkene in beroep kan gaan.
                                                    3.101  Het verzoek tot kwijtschelding en tot herziening kan slechts eenmaal worden gedaan.


                                                    Artikel 17. Zwijgplicht

                                                    3.102  Leden van de tuchtcommissie hebben absolute zwijgplicht tegenover derden betreffende alle informatie die hun ter kennis komt en betrekking heeft op een door hun behandelde zaak. Personen die, op een of andere manier, betrokken zijn bij een zaak van de tuchtcommissie hebben zwijgplicht tegenover derden.